ECLI:NL:CRVB:2023:387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van een besluit in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek van appellante om terug te komen van een eerder besluit van de korpschef van politie, waarbij zij per 1 juli 2016 was aangewezen als herplaatsingskandidaat. Dit besluit was eerder in rechte vast komen te staan na een ongegrondverklaring van de rechtbank op 8 november 2017. Appellante verzocht om met terugwerkende kracht te worden geplaatst in een andere functie, maar de korpschef heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden, zoals vereist onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de korpschef terecht had gesteld dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de inhoud van jurisprudentie op zichzelf geen grond vormt voor het doorbreken van de rechtskracht van eerdere besluiten. Appellante had de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar had dit niet gedaan. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.