ECLI:NL:RBDHA:2021:2926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
SGR 20/330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een onaantastbaar besluit inzake herplaatsing in functie binnen de politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een medewerker van de politie, en de korpschef van politie. Eiseres had in 2019 een verzoek ingediend voor plaatsing in de functie van 'Medewerker Intelligence', maar dit verzoek werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de korpschef.

Tijdens de zitting op 16 maart 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De korpschef werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiseres stelde dat haar situatie identiek was aan die van een collega, die wel was herplaatst in de functie van 'Medewerker Intelligence'. Eiseres verzocht de rechtbank om haar verzoek tot herplaatsing met terugwerkende kracht te honoreren, omdat de beslissing van haar collega was herroepen.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet verplicht was om terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank volgde de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin was vastgesteld dat een bestuursorgaan niet verplicht is om een rechtens onaantastbaar besluit te herzien, zelfs niet als er een herroeping van een besluit jegens een andere persoon heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/330

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H. Welter),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J.C. Garrels).

Procesverloop

In het besluit van 25 juni 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot plaatsing in de functie ‘Medewerker Intelligence’ afgewezen.
In het besluit van 29 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft per videoverbinding plaatsgevonden op 16 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 10 juni 2016 is eiseres aangewezen als herplaatsingskandidaat en in de functie geplaatst van ‘Assistent Intake & Service B’ bij de eenheid Den Haag, Districtsrecherche van het District Alphen aan den Rijn-Gouda. Verweerder heeft het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld en op 8 november 2017 is het beroep door deze rechtbank ongegrond verklaard (SGR 17/3351). Eiseres heeft geen hoger beroep ingesteld.
2. Tegelijkertijd heeft een collega van eiseres (betrokkene) eenzelfde besluit ontvangen betreffende aanwijzing als herplaatsingskandidaat en plaatsing als ‘Assistent Intake & Service B’ bij dezelfde Districtsrecherche. Betrokkene heeft eveneens tegen dit besluit bezwaar en beroep ingesteld. Tijdens die beroepsprocedure heeft verweerder de plaatsing van betrokkene heroverwogen en haar alsnog geplaatst in de functie van ‘Medewerker Intelligence’ in het team Districtelijk Informatieknooppunt van het District Alphen aan den Rijn-Gouda van de eenheid Den Haag.
3. Eiseres heeft verweerder verzocht haar met terugwerkende kracht alsnog te plaatsen in de functie van ‘Medewerker Intelligence’. Volgens eiseres is haar situatie identiek aan die van betrokkene.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van het verzoek gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiseres in haar verzoek noch in bezwaar nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot het terugkomen van de eerdere besluitvorming betreffende haar plaatsing. De inhoud van een jegens een collega herroepen besluit vormt volgens verweerder geen grond voor het doorbreken van een rechtens onaantastbaar besluit.
5. Eiseres is het niet eens met bestreden besluit. Ze stelt dat zij een relevant nieuw feit heeft aangevoerd, namelijk dat de beslissing van betrokkene is herroepen en de situatie van eiseres identiek is aan die van betrokkene. Verweerder had het verzoek van eiseres daarom moeten honoreren.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de herroeping van de beslissing jegens betrokkene geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is die maakt dat verweerder is gehouden om een rechtens onaantastbaar besluit te herzien. Verweerder is niet verplicht de herplaatsing van eiseres te herzien wegens het heroverwegen van de beslissing van betrokkene.
8. De rechtbank volgt de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3811) waar verweerder naar heeft verwezen. De CRvB heeft geoordeeld dat een bestuursorgaan na herroeping van een besluit jegens een persoon niet is gehouden te beoordelen of er aanleiding is om het besluit ook voor anderen te herzien, ongeacht of de ander zich in een vergelijkbare situatie zou bevinden. Uit de uitspraak volgt niet, zoals eiseres betoogt, dat deze uitsluitend van toepassing is in het geval van een rechterlijke uitspraak of wijziging van het recht. De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de CRvB volgt dat ook in gevallen zoals dat van eiseres, een herroeping zonder voorafgaande rechterlijke uitspraak, de herroeping jegens betrokkene niet maakt dat verweerder is gehouden om een rechtens onaantastbaar besluit te herzien. De vraag of sprake is van een gelijk geval, hoeft gelet op dit oordeel niet te worden beantwoord. Het bestreden besluit is op juiste gronden genomen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.