ECLI:NL:CRVB:2023:357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid). De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De appellante had eerder een beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uwv, maar trok dit beroep in nadat het Uwv op 25 februari 2022 een nieuwe beslissing op bezwaar had genomen die tegemoetkwam aan haar bezwaren. De Raad heeft vervolgens de Staat als partij aangemerkt en het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure in drie instanties niet is overschreden, maar dat de totale duur van de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 9 mei 2017 tot de bekendmaking van het tegemoetkomend besluit op 25 februari 2022 meer dan vier jaar heeft geduurd. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn met ruim negen maanden is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.000,- voor immateriële schade. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellante ter hoogte van € 418,50, en het Uwv tot een bedrag van € 5.988,24 voor de proceskosten van appellante.
De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, met L. Winters als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.