Uitspraak
21.2864 WW
OVERWEGINGEN
WW-uitkering in mindering te brengen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een werknemer verwijtbaar werkloos is geworden na zijn ontslagname. De werknemer, [werknemer], was in dienst bij Stichting [naam Stichting] en heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd om samen met zijn partner naar [plaatsnaam] te verhuizen. De partner had de mogelijkheid om als zelfstandige te werken, maar de vraag was of er een aanwijsbaar en reëel belang was bij deze verhuizing en ontslagname. Het Uwv had de WW-uitkering van [werknemer] beëindigd, omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. De rechtbank had het beroep van de Stichting tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat de keuze van de partner van [werknemer] om als zelfstandige in [plaatsnaam] te werken geen aanwijsbaar en reëel belang diende. De Raad concludeerde dat [werknemer] door zijn ontslagname verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er zodanige bezwaren waren verbonden aan de voortzetting van zijn dienstverband dat deze redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de Stichting gegrond, met als gevolg dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.