Op 4 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 16 maart 2021 een besluit genomen waarbij het verzoeker een maatwerkvoorziening voor ondersteuning in natura had verstrekt voor de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 november 2020. Verzoeker was het niet eens met dit besluit en had hoger beroep ingesteld, omdat hij vond dat hij ten onrechte een maatwerkvoorziening in resultaten in plaats van uren had gekregen en geen persoonsgebonden budget (pgb) was verstrekt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in het bestreden besluit de aanspraak van verzoeker op ondersteuning onvoldoende had geconcretiseerd, wat in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de voorzieningenrechter de aangevallen uitspraak heeft vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond heeft verklaard. Het college is opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van verzoeker, waarbij het college deugdelijk moet onderbouwen op hoeveel ondersteuning verzoeker aanspraak maakt en of hij in aanmerking komt voor een pgb. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 3.348,- en bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.