ECLI:NL:CRVB:2023:294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het medisch oordeel en arbeidskundig standpunt in hoger beroep Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 4 juni 2021. De appellant, die in hoger beroep ging, had eerder een ongegrond verklaard beroep tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 31 juli 2019. Dit besluit hield in dat de appellant met ingang van 15 februari 2019 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, waren een exacte herhaling van de beroepsgronden die hij eerder had ingediend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. De verzekeringsartsen hadden alle klachten van de appellant in overweging genomen en deze vertaald naar beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 30 november 2018. De appellant had zijn standpunt dat hij meer beperkt was, niet met medische stukken onderbouwd. Daarnaast volgde de Centrale Raad de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, die stelde dat de appellant voldeed aan de opleidingseisen voor de geselecteerde functies. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant niet had gemotiveerd waarom de conclusies in het rapport van de arbeidsdeskundige niet juist waren. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.