ECLI:NL:CRVB:2023:294

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
21/2562 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het medisch oordeel en arbeidskundig standpunt in hoger beroep Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 4 juni 2021. De appellant, die in hoger beroep ging, had eerder een ongegrond verklaard beroep tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 31 juli 2019. Dit besluit hield in dat de appellant met ingang van 15 februari 2019 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, waren een exacte herhaling van de beroepsgronden die hij eerder had ingediend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. De verzekeringsartsen hadden alle klachten van de appellant in overweging genomen en deze vertaald naar beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 30 november 2018. De appellant had zijn standpunt dat hij meer beperkt was, niet met medische stukken onderbouwd. Daarnaast volgde de Centrale Raad de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, die stelde dat de appellant voldeed aan de opleidingseisen voor de geselecteerde functies. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellant niet had gemotiveerd waarom de conclusies in het rapport van de arbeidsdeskundige niet juist waren. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.2562 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juni 2021, 19/5146 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 8 februari 2023
Zitting hebben: S.B. Smit-Colenbrander, C.F.E. van Olden-Smit en M.L. Noort
Griffier: S.C. Scholten
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023. Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 31 juli 2019 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 11 januari 2019 gehandhaafd dat appellant met ingang van 15 februari 2019 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een exacte herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De Raad sluit zich aan bij wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak hierover heeft overwogen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel. De verzekeringsartsen hebben rekening gehouden met alle klachten van appellant en hebben de medisch objectiveerbare klachten vertaald naar beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 30 november 2018. Appellant heeft zijn standpunt dat hij meer beperkt is niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank heeft ook terecht de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gevolgd dat appellant aan de in de geselecteerde functies gestelde opleidingseisen voldoet nu de door appellant genoten Havoopleiding tenminste gelijk te stellen is aan deze opleidingseisen. Op de overige arbeidskundige gronden is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 24 oktober 2019 voldoende ingegaan. Appellant heeft niet gemotiveerd waarom de conclusies in dit rapport niet juist zijn.
Het hoger beroep slaagt daarom niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter van de meervoudige kamer
(getekend.) S.C. Scholten (getekend.) S.B. Smit-Colenbrander