ECLI:NL:CRVB:2023:250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv over WIA-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder de betaling van de WIA-uitkering en toeslag van appellant geschorst, omdat niet kon worden vastgesteld of hij nog recht had op deze uitkeringen. Na bezwaar van appellant heeft het Uwv op 25 maart 2021 een gewijzigde beslissing genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken en het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard. De rechtbank had echter geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding.
In het hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak geoordeeld dat het Uwv onrechtmatig heeft gehandeld door de uitkering van appellant te schorsen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant schade heeft geleden door deze onrechtmatige besluitvorming en heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen, maar alleen voor de wettelijke rente die is ontstaan door de vertraging in de voldoening van een geldsom. Voor immateriële schade werd geen aanleiding gezien, omdat de psychische gevolgen van het onrechtmatige besluit niet voldoende waren onderbouwd.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het verzoek om schadevergoeding was afgewezen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.766,50 bedragen. Tevens moet het Uwv het betaalde griffierecht aan appellant vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.