ECLI:NL:CRVB:2023:2475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
22/2112 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 wegens verhuizing zonder toestemming

In deze zaak heeft appellante een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de aanpassing van haar woning. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante zonder toestemming van het college naar een niet geschikte woning is verhuisd. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen geschikte(re) woning beschikbaar was op het moment van de aankoop van haar nieuwe woning. De Raad is van mening dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt, en dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/2112 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 mei 2022, 20/8220 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 7 december 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 11 februari 2020 heeft het college de aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor aanpassing van de woning van appellante afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 16 juli 2020 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. I.T.A. Duijs hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 oktober 2023. Appellante is, bijgestaan door mr. Duijs, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.W. Reijrink en S. Mattijssen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 voor aanpassing van haar woning. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante zonder toestemming van het college naar een niet geschikte woning is verhuisd. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen geschikte(re) woning beschikbaar was toen zij haar woning kocht. Volgens het college leidt de afwijzing van de aanvraag niet tot onbillijkheden van overwegende aard. De Raad is het eens met het college. De aangevallen uitspraak en de afwijzing van de aanvraag blijven dus in stand.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1972, heeft blijvend letsel aan haar been sinds een ongeval in maart 2017. Zij kan ook weinig prikkels verdragen. Haar zoon, geboren in 2007, heeft in januari 2018 een ongeluk gehad en heeft hierdoor blijvend hersenletsel opgelopen. Hij ondervindt zowel op fysiek als op psychisch gebied beperkingen en heeft een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg.
1.2.
Appellante woonde met haar zoon en overige gezinsleden in een tussenwoning aan [het adres] te [woonplaats]. In maart 2019 heeft appellante in dezelfde plaats een vrijstaande woning met garage aan de Kamperfoelielaan aangekocht. Op 7 oktober 2019 heeft appellante een melding en op 2 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
1.3.
Met het besluit van 11 februari 2020 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard, omdat appellante zonder overleg met het college een niet geschikte woning heeft aangekocht. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aangekochte woning de meest geschikte woning was.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen, omdat appellante zonder voorafgaand overleg is verhuisd naar een niet geschikte woning, terwijl appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de aankoop van die woning geen andere woning beschikbaar was die, gelet op de relevante beperkingen, voor haar en de jongste zoon geschikt zou zijn geweest. Het gegeven dat geen overleg over de aankoop van de woning heeft plaatsgevonden met het college komt voor rekening en risico van appellante.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Wat zij heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Artikel 4.7, derde lid, onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020 (Verordening) bepaalt dat het college geen maatwerkvoorziening verstrekt als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college. Niet in geschil is dat de aangekochte woning aan de Kamperfoelielaan (tegen hoge kosten) moet worden aangepast om de woning geschikt te maken voor appellante en haar zoon. Ook is niet in geschil dat voor de aankoop van de woning aan de Kamperfoelielaan geen toestemming is verleend door het college.
4.3.
Onder deze omstandigheden ligt het volgens vaste rechtspraak van de Raad [1] op de weg van de aanvrager van de maatwerkvoorziening om aannemelijk te maken dat op het moment van de aankoop van de woning geen geschikte(re) woning beschikbaar was. Op de zitting bij de Raad heeft appellante bevestigd dat zij dit niet aannemelijk kan maken, ook niet met een door haar verstrekt document van een makelaar. Appellante heeft echter betoogd dat haar niet kan worden tegengeworpen dat zij geen contact met het college heeft gezocht voordat zij de woning aan de Kamperfoelielaan heeft aangekocht. Zij heeft daarbij gewezen op omstandigheden waarin zij en haar gezin verkeerden ten tijde van de aankoop van die woning. Pas later, toen er in het kader van een aanhangige letselschadezaak onderzoeken gingen plaatsvinden naar aanpassingen, werden appellante en haar man erop gewezen dat de Wmo mogelijk voor iets voor hen kon betekenen. De Raad ziet hierin geen aanleiding om af te wijken van zijn eerdergenoemde vaste rechtspraak.
4.4.
Het beroep van appellante op de hardheidsclausule van artikel 11.1 van de Verordening slaagt ook niet, omdat in wat appellante naar voren heeft gebracht niet is gebleken van omstandigheden die het college aanleiding hadden moeten geven daaraan toepassing te geven.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van het college waarmee de aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing is afgewezen in stand blijft.
5.2.
Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt

Bijlage

Artikel 2.3.5 van de Wmo 2015
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezeten van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie;
b. van een ingezeten van Nederland om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
2. Het college geeft de beschikking twee weken na ontvangst van de aanvraag.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 4.7, derde lid, onder e, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020
3. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:
e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
Artikel 11.1, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2020
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.