ECLI:NL:CRVB:2023:2423
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante had zich ziekgemeld met rug-, nek- en depressieve klachten en was eerder in aanmerking gekomen voor een WGA-uitkering. Het Uwv had echter vastgesteld dat er geen toegenomen beperkingen waren uit dezelfde ziekteoorzaak binnen de gestelde termijn. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 13 juli 2023 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en aanvullende rapporten van verzekeringsartsen. De Raad heeft de zaak zonder nadere zitting behandeld, omdat partijen geen behoefte hadden aan verdere mondelinge behandeling. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder de stelling dat het onderzoek van het Uwv niet deugdelijk was en dat niet alle klachten in de beoordeling waren betrokken.
De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. De eerdere beoordelingen en rapporten gaven voldoende onderbouwing voor de beslissing van het Uwv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering, omdat de toegenomen klachten niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. De proceskosten werden niet vergoed en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.