ECLI:NL:CRVB:2023:2406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen voor WAO-uitkering na levertransplantatie
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 1992 een WAO-uitkering ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, na een melding van verslechterde gezondheid op 28 november 2019, ongewijzigd bleef op 35 tot 45%. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank oordeelde dat appellant niet verzekerd was voor de nieuwe gezondheidsklachten die na zijn levertransplantatie in 2017 waren ontstaan, en dat deze klachten niet voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als de eerdere WAO-uitkering.
De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat appellant bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO verzekerd was. De Raad onderschrijft de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de nieuwe psychische klachten van appellant voortkomen uit een andere oorzaak dan de klachten die ten grondslag lagen aan de oorspronkelijke WAO-uitkering. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.