ECLI:NL:CRVB:2023:2347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/1143 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake procesbelang en jeugdhulpvoorziening

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam, omdat zij het niet eens is met de oordelen van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep komt echter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepen, omdat appellante geen procesbelang heeft. De Raad stelt vast dat de periodes in geding al zijn verstreken en dat het niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel over de bestreden besluiten van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Appellante ontvangt momenteel geen jeugdhulpvoorziening en heeft ook geen nieuwe aanvraag ingediend, wat de situatie verder compliceert.

De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 26 oktober 2023, waarbij appellante is verschenen, bijgestaan door haar moeder. Rogplus, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Doran. De Raad overweegt dat er geen voldoende procesbelang is, aangezien de besluiten waartegen hoger beroep is ingesteld, betrekking hebben op al verstreken periodes. De Raad concludeert dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroepen, waardoor deze niet-ontvankelijk worden verklaard. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/1143 JW, 23/1000 JW
Datum uitspraak: 7 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 4 april 2022, 21/4497 (aangevallen uitspraak 1) en 8 maart 2023, 22/3307 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Rogplus (Rogplus) als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen (college)
SAMENVATTING
In deze zaken heeft appellante hoger beroepen ingesteld, omdat zij het niet eens is met de oordelen van de rechtbank. De Raad komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de hoger beroepen omdat appellante hierbij geen procesbelang heeft.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen beide aangevallen uitspraken en stukken ingediend.
Het college heeft in de procedure met nummer 22/1143 JW een verweerschrift ingediend. Rogplus heeft in de procedure met nummer 23/1000 JW een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 26 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar moeder [naam moeder]. Rogplus heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Doran.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van de hoger beroepen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Het college heeft in het besluit van 5 februari 2021, gehandhaafd in de beslissing van bezwaar van 23 juli 2021 (bestreden besluit 1) aan appellante over de periode 1 februari 2021 tot en met 10 oktober 2021 een voorziening voor jeugdhulp verstrekt voor ondersteuning bij het sociaal en persoonlijk functioneren (midden intensief), inclusief daghulp (intensief) in de vorm van zorg in natura, te verlenen door Labyrint.
1.2.
Het college heeft in het besluit van 10 februari 2022, gehandhaafd bij beslissing van bezwaar van 4 juli 2022 (bestreden besluit 2), deze voorziening voortgezet tot en met 20 maart 2022.
2. In de aangevallen uitspraken 1 en 2 heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Namens appellante heeft haar moeder in hoger beroep – samengevat weergegeven –aangevoerd dat het recht op onderwijs aan appellante wordt ontnomen. Zij zit nu thuis en wordt door de betrokken instanties niet in de gelegenheid gesteld om onderwijs te volgen.

Het oordeel van de Raad

4. In hoger beroep moet eerst ambtshalve de vraag worden beantwoord of appellante voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraken. De Raad is van oordeel dat dit niet het geval is.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:887) is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade als gevolg van de besluitvorming is geleden.
4.2.1.
Vaststaat dat het hier gaat om een beoordeling van al verstreken periodes. Niet aannemelijk is geworden dat een inhoudelijk oordeel over de bestreden besluiten van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Appellante ontvangt op dit moment geen voorziening voor jeugdhulp en hiertoe is ook geen nieuwe aanvraag gedaan. Er is sprake van een gewijzigde situatie.
4.2.2.
Namens appellante heeft haar moeder benadrukt dat de ouders niet willen dat appellante, in vervolg op de jeugdhulp bij het Labyrint, naar een kinderdagcentrum gaat en dat het hen er uiteindelijk om te doen is dat hun dochter naar school gaat en onderwijs krijgt. Dit is tot op heden niet gelukt en zij maakt zich zorgen, omdat appellante inmiddels thuiszit. De besluiten die voorliggen zien echter niet op een weigering van de toegang van appellante tot onderwijs en ook niet op een plaatsing bij een kinderdagcentrum. De besluiten gaan over de verstrekking van een voorziening voor jeugdhulp bij Labyrint, met aanvankelijk als doel dat duidelijk gekregen moest worden waar het gedrag van appellante vandaan kwam en wat zij nodig had om te kunnen ontwikkelen. Bij de voorzetting van de voorziening was het doel kort gezegd dat de ontwikkeling van appellante gestimuleerd zou worden, door te werken aan haar schoolse en communicatieve vaardigheden, om haar voor te bereiden voor onderwijs bij de Ericaschool. Appellante heeft geen gronden ingediend tegen deze jeugdhulp bij Labyrint, maar stemde er mee in en heeft er gebruik van gemaakt. Met deze procedure kan het resultaat dat appellante kennelijk voor ogen heeft niet worden bereikt.

Conclusie

4.3.
Uit 4.1. tot en met 4.2.2. volgt dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroepen. De hoger beroepen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de Raad de hoger beroepen niet inhoudelijk zal beoordelen.
5. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt