ECLI:NL:CRVB:2023:234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schending van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. Appellante, vertegenwoordigd door mr. D. Numan, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en heeft tevens verzocht om vergoeding van schade door de Staat der Nederlanden, die als partij is aangemerkt. Het onderzoek ter zitting vond plaats via videobellen op 15 januari 2021, waarbij mr. T.A. Vetter namens appellante en F. Eijmael namens het Uwv aanwezig waren. De Raad heeft een deskundige benoemd, die op 23 februari 2022 een rapport heeft uitgebracht. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 3 oktober 2022 heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure met bijna twaalf maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,-. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.960,50, en de Staat tot vergoeding van proceskosten van € 418,50.