In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2023, wordt de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant over de maanden november en december 2019 behandeld. Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk had de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.783,02 teruggevorderd, omdat appellant in die maanden meer inkomen had ontvangen dan de voor hem geldende bijstandsnorm. Appellant stelde dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening afkomstig waren van zijn eigen spaargeld, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze bedragen niet van derden afkomstig waren. De Raad concludeerde dat de bijschrijvingen als inkomen moesten worden aangemerkt, wat leidde tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand terecht was. Appellant had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit werd afgewezen omdat hij geen recht had op de bijstand en de individuele inkomenstoeslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Tevens werd het beroep tegen de uitkeringsspecificatie over de maand juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling.