In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante. De appellante ontving sinds 10 oktober 2017 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem heeft de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante niet heeft gemeld dat zij eigenaar was van een appartement in Turkije, waarvan de waarde hoger was dan de voor haar geldende vermogensgrens. Appellante betoogde dat het appartement niet tot haar vermogen kon worden gerekend, omdat zij daarover niet kon beschikken. De Raad heeft deze stelling verworpen en geoordeeld dat de rechtbank het besluit van het college terecht in stand heeft gelaten.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante sinds 3 maart 2015 volledig eigenaar is van het appartement en dat zij geen melding heeft gemaakt van deze eigendom bij het college. De waarde van het appartement was bij aanvang van de bijstand in 2017 € 64.286,-. De Raad oordeelde dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor zij ten onrechte bijstand heeft ontvangen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.