ECLI:NL:CRVB:2023:2245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
22/2304 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering na lange periode zonder bewijs van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1957, ontving voorheen een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), welke per 1 december 1997 is beëindigd. Op 1 mei 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is afgewezen. Het Uwv stelde dat er meer dan vijf jaar verstreken was sinds de beëindiging van de AAW-uitkering en dat er geen bewijs was voor nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv de motivering van het bestreden besluit had gewijzigd. Appellante had geen medische stukken overgelegd die haar stellingen onderbouwden. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij sinds 1997 niet in staat was om te functioneren in gangbare arbeid, maar het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ontbreken van bewijsstukken voor risico van appellante komt en dat zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en onderbouwde aanvragen voor uitkeringen en de gevolgen van lange tijdsverlopen zonder bewijs.

Uitspraak

22/2304 WAJONG
Datum uitspraak: 30 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 juni 2022, 20/9109 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om vergoeding van schade ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Meulen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
L. den Hartog.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [Geboortedatum] 1957, ontving een uitkering op grond van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Deze uitkering is per 1 december 1997 beëindigd.
1.2.
Appellante heeft op 1 mei 2020 een aanvraag om een uitkering ingevolgde de
Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Bij besluit van 15 mei 2020 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen omdat sinds de beëindiging van de Wajong-uitkering (lees: AAW-uitkering) per 1 december 1997 meer dan vijf jaar is verstreken. Het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van
14 september 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft de aanvraag van appellante aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit waarmee in 1997 de AAW-uitkering is beëindigd. Volgens het Uwv is het door het tijdsverloop niet meer mogelijk om vast te stellen of appellante recht heeft op een Wajong-uitkering.
2.1
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv de motivering van het bestreden besluit met het verweerschrift heeft gewijzigd. De rechtbank heeft artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht vastgesteld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht. Appellante heeft geen (medische) stukken overgelegd. Voorts had zij haar stellingen in 1997 in een bezwaarprocedure naar voren kunnen brengen. Het bestreden besluit is niet evident onredelijk.
2.2.
De rechtbank heeft voorts beoordeeld of het Uwv, ondanks het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden, vanaf de datum van de aanvraag van 1 mei 2020 terug had moeten komen van het besluit tot intrekking van de AAW-uitkering in 1997. Appellante heeft echter geen medische stukken overgelegd. Daarom kan niet worden geoordeeld dat het oorspronkelijke besluit tot intrekking van de AAW-uitkering onjuist was.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij op en na 1 december 1997 niet in staat was om te functioneren in gangbare arbeid. Hoewel de aanvraag van appellante laat is ingediend kan enige onduidelijkheid over haar arbeidsongeschiktheid niet voor haar rekening blijven. In het verleden is appellante arbeidsongeschikt geacht in het kader van de AAW vanwege psychische klachten. Deze klachten zijn van invloed op haar dagelijks functioneren. De destijds gediagnostiseerde stoornis is aangeboren en blijvend. Bij een zorgvuldig onderzoek door een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) zouden de beperkingen zijn onderkend. Volgens appellante is haar verzoek te beperkt uitgelegd. Het Uwv had hierover nadere informatie moeten inwinnen. Het Uwv heeft ten onrechte niet gekeken naar de mogelijkheid zoals bedoeld in de artikelen 29a en 32 van de AAW. Het Uwv had aannemelijk moeten maken of de mogelijkheden van betrokkene om te functioneren sinds het laatste onderzoek zijn afgenomen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Verzoek om terug te komen van intrekkingsbesluit AAW-uitkering
4.1.
De AAW-uitkering van appellante is per 1 december 1997 ingetrokken. Over deze uitkering en over de intrekking daarvan zijn geen stukken meer beschikbaar. Vanwege het lange tijdsverloop tussen de intrekking in 1997 en de nieuwe aanvraag op 1 mei 2020 komt het ontbreken van deze stukken voor risico van appellante. Het is immers aan appellante om aan te tonen dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb.
4.2.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.3.
Appellante heeft geen medische gegevens overgelegd. Haar stellingen over het onderzoek uit 1997 van een verzekeringsarts had zij ook in een bezwaarprocedure tegen het intrekkingsbesluit uit 1997 naar voren kunnen brengen. Deze stellingen zijn dan ook niet aan te merken als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Ook overigens zijn dergelijke feiten of omstandigheden niet naar voren gebracht. In wat appellante heeft aangevoerd wordt evenmin aanleiding gezien om te oordelen dat de weigering om terug te komen van het intrekkingsbesluit evident onredelijk is.
Herziening van het intrekkingsbesluit per datum aanvraag
4.4.
In wat appellante heeft aangevoerd zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat herziening voor de toekomst had moeten plaatsvinden op grond van de zogenoemde duuraanspraken-jurisprudentie. [1] Appellante heeft in het geheel geen medische informatie in het geding gebracht. Verder heeft appellante geen enkel stuk overgelegd over de ingetrokken AAW-uitkering. Zo is onduidelijk op grond van welke ziekte deze uitkering destijds is verstrekt en welke beperkingen toen zijn aangenomen. Ook over de situatie na
1 december 1997 heeft appellante geen enkel (medisch) stuk overgelegd. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het intrekkingsbesluit in 1997 onjuist was.
Herleving uitkering
4.5.
Appellante beroept zich onder meer op artikel 32a van de AAW. Gelet op artikel XXIV, tweede lid, van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen is dit artikel niet van toepassing gebleven. De aanvraag van appellante van 1 mei 2020 moet
– gelet op het vierde lid van genoemd artikel – worden beoordeeld aan de hand van
artikel 3:21 van de Wajong.
4.6.
Appellante heeft niet onderbouwd dat haar beperkingen in de vijf jaar na beëindiging van de AAW-uitkering zijn toegenomen. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft appellante zelf bevestigd dat haar (medische) situatie in de loop der jaren hetzelfde is gebleven. Er is geen (medische) informatie over de in 1997 ingetrokken AAW-uitkering en er zijn geen medische gegevens over appellante in de periode van 1997 tot en met 2002. Aangezien het een zeer laattijdige aanvraag betreft, had het verstrekken van deze informatie op de weg van appellante gelegen. Zonder een begin van bewijs van een mogelijk verslechterde medische situatie hoeft het Uwv geen (uitgebreid) medisch onderzoek te doen. [2] De gronden van appellante treffen geen doel.

Conclusie

5. Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor toekenning van schadevergoeding.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) N. ter Heerdt

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Vergelijk de uitspraak CRvB 5 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2171.