In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt geoordeeld over de herziening van een besluit tot verstrekking van jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) aan appellanten. Het college van burgemeester en wethouders van Buren had het pgb per 1 januari 2015 ingetrokken en teruggevorderd, omdat er opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie was verstrekt door een ouder van appellanten. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld, aangezien de verstrekte informatie over de zorgverlening niet overeenkwam met de werkelijkheid. De Raad bevestigt dat als de juiste informatie was verstrekt, het college nooit een pgb zou hebben verleend.
De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellanten gegrond had verklaard, maar het college had opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De Raad stelt vast dat de rechtbank niet heeft aangetoond dat het college onrechtmatig heeft gehandeld bij het vergaren van bewijs. De verklaringen van de vader van appellanten en de zorgverlener wijzen op de onjuistheid van de verstrekte informatie. De Raad concludeert dat het college de besluiten van 1 maart 2018, waarin het pgb werd ingetrokken, in stand kan laten.
Appellanten hebben in hoger beroep hun bezwaren tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank herhaald, maar de Raad oordeelt dat deze niet slagen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren tegen de besluiten van 16 november 2017 en 15 december 2017, maar bevestigt de overige delen van de uitspraak. De Raad concludeert dat het college terecht heeft besloten tot intrekking van het pgb en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.