1.9.Het Uwv heeft in het bestreden besluit de bezwaren tegen de vijf besluiten ongegrond verklaard. Het Uwv heeft in het bestreden besluit het vermoeden dat sprake is van een gefingeerd dienstverband gebaseerd op de volgende feiten:
- appellant komt niet voor op de urenlijsten van de inleners van [Naam B.V. 1] in de periode van
3 oktober 2016 tot 10 oktober 2016;
- [A.] heeft verklaard dat appellant niet voor hem heeft gewerkt;
- uit onderzoek bij [Naam B.V. 2] en [lokatie 1] is gebleken dat er na 11 mei 2016 niet meer is gewerkt op de locatie in [vestigingsplaats 1] terwijl appellant heeft verklaard daar te hebben gewerkt van 3 oktober tot 10 oktober 2016;
- uit onderzoek is gebleken dat appellant in week 40 op zondag 2 oktober tot maandag 3 oktober 2016 heeft gewerkt bij [naam v.o.f.] .
Doordat de conclusie is dat appellant geen arbeid heeft verricht, voldoet hij volgens het Uwv niet aan de drie criteria die voor belang zijn voor de aanwezigheid van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Daarom wordt hij niet beschouwd als werknemer, was hij niet verzekerd voor de ZW en de Wet WIA en heeft hij geen recht op ZW- en WIA-uitkering.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het Uwv met de onderzoeksbevindingen aannemelijk heeft gemaakt dat appellant geen persoonlijke arbeid voor [Naam B.V. 1] heeft verricht. Daarvoor heeft de rechtbank onder meer van belang geacht dat appellant niet voorkomt in de van de inleners ontvangen urenregistraties, de eigenaar van [Naam B.V. 1] heeft verklaard dat appellant niet voor hem heeft gewerkt en de door appellant gegeven verklaringen over de plekken waar hij heeft gewerkt en de werktijden worden weersproken door objectieve gegevens. Appellant heeft verklaard bij de locatie in [vestigingsplaats 1] te hebben gewerkt, terwijl uit het onderzoek volgde dat de werkzaamheden daar waren gestopt. Ook als appellant in oktober niet meer als taxichauffeur bij [naam v.o.f.] heeft gewerkt, toont dit nog niet aan dat hij bij [Naam B.V. 1] persoonlijk arbeid heeft verricht. Daarvoor is onvoldoende dat hij een arbeidsovereenkomst had en eenmalig loon heeft gekregen.
Het hoger beroep van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de rechtbank niet alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen en ten onrechte heeft overwogen dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van belang niet heeft gewerkt voor [Naam B.V. 1] De eigenaar van [Naam B.V. 1] heeft de arbeidsovereenkomst met hem persoonlijk ondertekend. [Naam B.V. 1] heeft achteraf de urenregistraties aangepast. Appellant heeft de gespreksverslagen met het Uwv niet ondertekend omdat zijn verklaringen niet volledig werden weergegeven, dan wel omdat hij niet alles begreep. Hij stelt dat hij tijdens de gesprekken met het Uwv heeft aangegeven dat hij door zijn gezondheid niet kan herinneren waar de locatie was waar hij heeft gewerkt en dat hij tijdens deze gesprekken en tijdens de zitting bij de rechtbank heeft beschreven hoe de werkplek eruit zag. Volgens appellant kan niet tegen hem worden gebruikt dat hij niet op de urenlijsten voorkomt omdat hij niet is gecontroleerd bij de toegang. Ter zitting bij de Raad heeft appellant gesteld dat hij tijdens de verhoren heeft verklaard dat de locatie waar hij werkte ‘richting [vestigingsplaats 4] ’ was en dat hij steeds heeft verklaard dat hij zich niet goed kon herinneren waar hij had gewerkt. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat [A.] zelf de kosten van het VCA heeft betaald aan hem.