ECLI:NL:CRVB:2023:2215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie opgelegd door Uwv wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen een loonsanctie die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan haar had opgelegd. Deze loonsanctie was gebaseerd op de stelling dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht voor betrokkene, die als leerkracht basisonderwijs werkzaam was en zich op 28 mei 2018 ziek had gemeld. Het Uwv had op 2 april 2020 besloten om het tijdvak waarin betrokkene recht had op loon tijdens ziekte te verlengen met 52 weken, wat leidde tot de loonsanctie. Appellante stelde dat zij wel degelijk voldoende inspanningen had geleverd, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren geweest. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en bevestigde dat appellante niet tijdig een adequaat tweede-spoor-traject had opgestart. De Raad oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken en dat deze niet slaagden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de loonsanctie in stand blijft en er geen schadevergoeding aan appellante wordt toegekend. Appellante krijgt ook geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.