ECLI:NL:CRVB:2023:219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sollicitatieprocedure en de toepassing van functie-eisen in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een beroepsmilitair werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, had gesolliciteerd naar functies van commandant opleidingseenheid, waarvoor de rang van adjudant-onderofficier (Aoo) vereist was. De staatssecretaris van Defensie had de functies niet aan appellant toegewezen, omdat er geen geschikte kandidaten beschikbaar waren en de voorkeur was gegeven aan sergeant-majoors met meer dan 13 jaar ervaring. Appellant had op dat moment 9 jaar en 2 maanden ervaring.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de staatssecretaris beoordelingsvrijheid had in de sollicitatieprocedure. De rechtbank oordeelde dat de ervaringseis van 13 jaar niet specifiek in de Beleidsnota was benoemd, maar dat de staatssecretaris deze als vaste gedragslijn hanteerde. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de functie niet aan appellant toe te wijzen. De Raad benadrukte dat de ervaringseis geen harde eis was, maar een voorkeur, en dat de Beleidsnota ruimte bood voor aanvullende criteria.
De Raad concludeerde dat de gehanteerde vaste gedragslijn niet onredelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze gedragslijn rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.