In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de correctheid van het AOW-pensioenoverzicht van appellant beoordeeld. De Raad oordeelt dat tot 1 april 2012 alleen de Zwitserse wetgeving van toepassing was op appellant, die in Nederland woonde en werkte voor een in Zwitserland gevestigde werkgever. Vanaf 1 april 2012 viel appellant onder de Nederlandse wetgeving, maar hij had op zijn verzoek de uitsluiting van de Nederlandse volksverzekeringen aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het pensioenoverzicht op basis van deze uitsluiting vastgesteld. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de beslissing van de Svb om hem uit te sluiten van de volksverzekeringen. De Raad bevestigt dat de Svb terecht heeft aangenomen dat appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende de periode van uitsluiting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, maar de Raad komt tot de conclusie dat de Svb in zijn besluitvorming correct heeft gehandeld. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.