In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/4501 WMO15. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en de proceskostenveroordeling. Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht op 20 september 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in verband met het verzoek om schadevergoeding.
De Raad overweegt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in beginsel niet langer dan vier jaar mag duren. In dit geval heeft de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 1 mei 2019 tot het tegemoetkomende besluit op 20 september 2023 vier jaar en bijna vijf maanden geduurd, wat leidt tot een overschrijding van de redelijke termijn met vijf maanden. Dit resulteert in een schadevergoeding van € 500,- aan appellante. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.821,10, en de Staat tot vergoeding van de proceskosten van appellante in verband met het verzoek om schadevergoeding tot € 418,50.
De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met C.K. Teunissen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023.