ECLI:NL:CRVB:2023:1932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wmo-voorzieningen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zijn beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling, omdat hij inmiddels in de gemeente Wijchen woont en geen aanspraak meer kan maken op Wmo-voorzieningen van het college. Appellant had eerder aanvragen voor maatwerkvoorzieningen ingediend, die door het college waren afgewezen. Na bezwaar en een wijziging van het besluit, handhaafde het college het eerdere besluit. Appellant stelde dat hij wel degelijk belang had bij een inhoudelijke beoordeling, omdat hij schade had geleden door de besluitvorming, maar de rechtbank oordeelde dat deze schade niet voldoende was onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant geen procesbelang heeft, omdat hij geen aanspraak meer kan maken op de voorzieningen. De Raad benadrukt dat voor procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat betekenis heeft voor de indiener. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat appellant geen vergoeding voor proceskosten ontvangt, noch het griffierecht terugkrijgt. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2023.