Uitspraak
OVERWEGINGEN
SamenvattingHet gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellante per 13 januari 2015 geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellante zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies in medisch opzicht niet geschikt. De Raad volgt appellante in dit standpunt, omdat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de voor appellante geselecteerde functies aan de schatting ten grondslag konden worden gelegd.
Inleiding
WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. In het kader van de behandeling van het beroep van appellante tegen dit besluit heeft de rechtbank eerst allergoloog T.M. Bruggink en vervolgens longarts F.H. Krouwels benoemd als deskundigen. Naar aanleiding van de rapporten van deze deskundigen en een uitspraak van de rechtbank van 13 juli 2018 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep op 25 juli 2018 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er nog voldoende functies te selecteren zijn. Het Uwv heeft bij besluit van 11 oktober 2018 (opnieuw) geweigerd appellante met ingang van 13 januari 2015 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
(namelijk: bloemen, planten, pollen), duwen/trekken, tillen/dragen en frequent zware lasten hanteren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van deze FML een zestal functies geselecteerd. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve voor zover die betrekking heeft op de vergoeding van schade, proceskosten en griffierecht;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.674,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.