ECLI:NL:CRVB:2023:191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde bankrekeningen en stortingen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die vanaf 10 februari 2010 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet (PW). In november 2018 heeft de gemeente Huizen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, waaruit bleek dat appellant twee bankrekeningen had die niet bij het college bekend waren. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van de kasstortingen op deze rekeningen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de hoogte en frequentie van de stortingen wezen op een aanzienlijke contante geldstroom, waarvoor appellanten geen plausibele verklaring konden geven. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die de bezwaren van appellanten tegen de intrekking en terugvordering ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de stortingen niet als incidenteel konden worden beschouwd en dat appellanten niet hadden aangetoond dat zij recht op bijstand hadden kunnen behouden als zij aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan. De uitspraak werd gedaan op 24 januari 2023.