ECLI:NL:CRVB:2023:1886
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming loonkosten NOW-4 door de minister
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-4). De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 9 augustus 2021 de aanvraag van appellante, een horecaonderneming, afgewezen omdat er in de referentiemaand februari 2021 geen loonkosten waren. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar de minister handhaafde zijn besluit op 30 september 2021. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 12 oktober 2023 behandeld. Appellante voerde aan dat de referentiemaand niet representatief was voor haar onderneming, maar de Raad oordeelde dat de minister de NOW-4-regeling correct had toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de minister geen mogelijkheid had om af te wijken van de gekozen referentiemaand, ondanks de nadelige gevolgen voor sommige werkgevers. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.