Uitspraak
22 774 ZW
11 maart 2021, 19/4246 ZW
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 11 maart 2021. Verzoeker had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij met ingang van 13 mei 2018 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit was eerder door de rechtbank Den Haag en de Raad bevestigd. Verzoeker voerde aan dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op onjuiste informatie en dat er nieuwe medische gegevens waren die zijn situatie anders zouden kunnen belichten. Hij stelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig hadden gehandeld en dat er onwaarheden in hun rapporten stonden.
Het Uwv heeft echter betwist dat er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die herziening rechtvaardigen. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet eerder bekend waren. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die aan de strikte voorwaarden voor herziening voldeden. Het verzoek om herziening werd dan ook afgewezen.
De uitspraak benadrukt dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om te corrigeren op basis van onjuist gebleken feiten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.