ECLI:NL:CRVB:2023:1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding en afwijzing verzoek om terug te komen van intrekking en terugvordering van bijstand
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar wegens termijnoverschrijding en de afwijzing van een verzoek om terug te komen van een besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand. Appellant, die samen met X sinds 25 mei 2016 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, heeft in 2017 een besluit ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, waarin zijn bijstand met terugwerkende kracht werd ingetrokken. Dit besluit was genomen omdat appellant zich had uitgeschreven van zijn uitkeringsadres, waardoor hij geen recht meer had op bijstand. Het college heeft ook een bedrag van € 2.381,75 teruggevorderd over de periode waarin appellant onterecht bijstand ontving.
Appellant heeft in 2019 verzocht om terug te komen van het besluit van 19 april 2017, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij niet op de hoogte was van het besluit tot intrekking. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet ontvangen van de post, omdat hij geen adequate regeling had getroffen voor de doorzending van zijn post naar zijn nieuwe adres.
De Raad heeft ook geoordeeld dat de weigering om terug te komen van het besluit van 19 april 2017 niet evident onredelijk was. De argumenten van appellant dat hij geen baat heeft gehad van de bijstand na zijn uitschrijving en dat de vordering evident onredelijk is, werden niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.