ECLI:NL:CRVB:2023:1794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand in verband met exploitatie van een hennepkwekerij
In deze zaak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep een besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Purmerend heeft dit besluit genomen omdat appellant niet heeft gemeld dat hij in zijn woning een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Appellant is het niet eens met dit besluit en stelt dat het recht op bijstand wel kan worden vastgesteld, eventueel schattenderwijs. De Raad geeft appellant echter geen gelijk en bevestigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellant ontvangt sinds 29 augustus 2014 bijstand op grond van de Participatiewet. Op 18 december 2020 is in zijn woning een hennepkwekerij met 152 hennepplanten aangetroffen. Het college heeft naar aanleiding van deze ontdekking een rechtmatigheidsonderzoek gestart en vastgesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij. Hierdoor kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld, wat leidt tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verleende bijstand.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat appellant had moeten melden dat hij een hennepkwekerij exploiteerde, ongeacht of hij daaruit inkomsten verwierf. De Raad bevestigt deze overwegingen en stelt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij recht had op bijstand, zelfs niet in een fictieve situatie. De Raad concludeert dat het college terecht is overgegaan tot intrekking en terugvordering van de bijstand, en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.