In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 28 januari 2012 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had zijn inlichtingenverplichting geschonden door belangrijke financiële informatie niet te verstrekken. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsrecht en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De Raad oordeelde dat de intrekking van de bijstand met ingang van 19 februari 2019 rechtmatig was, omdat de appellant niet had gereageerd op verzoeken om informatie en geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het opschortingsbesluit. De rechtbank had de eerdere besluiten van het college in stand gelaten, maar de Raad vernietigde het besluit tot intrekking van de bijstand over de periode van 28 januari 2012 tot en met 2 oktober 2013, omdat het college erkende dat hiervoor geen grondslag aanwezig was. De Raad droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen over de terugvordering van de bijstand, waarbij het college rekening moet houden met de vernietigde besluiten.