ECLI:NL:CRVB:2023:170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand voor alleenstaande op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante had op 25 januari 2021 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW), waarbij zij aangaf bij haar ouders te wonen. Echter, uit onderzoek bleek dat zij samen met A op een bepaald adres was ingeschreven en dat er sprake was van wederzijdse zorg. De aanvraag werd afgewezen omdat de Raad oordeelde dat appellante en A een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft vastgesteld dat appellante vanaf 10 februari 2021 haar hoofdverblijf had op het adres waar A ook woonde, en dat er voldoende aanwijzingen waren voor wederzijdse zorg, ondanks de stelling van appellante dat haar verblijf tijdelijk was. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op bijstand als alleenstaande, omdat zij niet als zelfstandig onderwerp van bijstand kon worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.