4.3.Wat appellante onder 3 heeft aangevoerd slaagt niet om de volgende redenen.
4.3.1.Het betoog van appellante dat zij in januari 2020 al in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en dat zij dit in februari 2021 met de polisgegevens aannemelijk heeft gemaakt, slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak is het verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan bijstandsverlening met terugwerkende kracht gerechtvaardigd is.
4.3.2.De beroepsgrond dat appellante niet eerder over de polisgegevens heeft kunnen beschikken en dat zij alles in het werk heeft gesteld om die gegevens te verkrijgen, maar dat zij deze door toedoen van X pas in februari 2021 heeft kunnen verstrekken, slaagt ook niet.
4.3.3.Uit de in hoger beroep overgelegde stukken blijkt het volgende:
- op 21 april 2020 heeft de dochter van appellante (Y) in het bijzijn van X naar de NN gebeld en een e-mailbericht aan de NN gestuurd over de verdeling van het pensioen tussen appellante en X. Bij e-mailbericht van 6 mei 2020 aan de NN heeft Y zich beklaagd over het te lang uitblijven van een reactie;
- bij e-mailbericht van 11 mei 2020 heeft een medewerker van de NN aan Y, voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:
“Hartelijk dank voor uw e-mail met de gegevens van [X].
(…)
Graag wil ik u er wel op wijzen dat de echtscheiding is verwerkt voor de collectieve pensioenpolis. De polis die is opgebouwd via een dienstverband. Dit geldt niet voor de polisnummer[s] die beginnen met 90. Voor meer informatie over deze polissen en of een echtscheiding hierbij van toepassing is, kunt u het beste telefonisch contact opnemen met de betreffende afdeling via telefoonnummer […].”;
- in juli 2020 heeft de gemachtigde van appellante via Whatsapp stukken van X ontvangen en deze bij e-mailbericht van 29 juli 2020 naar een medewerker van het college verzonden. Ter zitting is toegelicht dat X via Whatsapp niet de ontbrekende polisgegevens van het beursspaarplan heeft verstrekt, maar wel alle informatie van de polissen waarover hij beschikte.
4.3.4.Uit wat hiervoor in 4.3.3 is vermeld, blijkt met uitzondering van de periode van 21 april 2020 tot en met 11 mei 2020 niet wat appellante in de te beoordelen periode van 1 januari 2020 tot 22 oktober 2020 heeft ondernomen om aan de gegevens over de beursspaarplanpolis te komen. Onduidelijk is immers gebleven wat zij gedurende de maanden van januari 2020 tot 21 april 2020 met dat doel heeft gedaan. Na bel- en emailcontact tussen Y en de NN in de tussenliggende periode tot en met 11 mei 2020, komt over de periode na 11 mei 2020 tot eind juli 2020 enkel naar voren dat de gemachtigde van appellante contact heeft gehad met X, waarna X op 29 juli 2020 via Whatsapp enkele niet voor de aanvraag om bijstand van belang zijnde stukken heeft toegezonden. Over de periode van augustus 2020 tot 22 oktober 2020 komt evenmin naar voren wat appellante heeft gedaan om de polisgegevens te verkrijgen. Over hoe appellante uiteindelijk toch de benodigde polisgegevens heeft verkregen, heeft de gemachtigde van appellante ter zitting alleen toegelicht dat appellante de polisgegevens na schriftelijke toestemming van X in februari 2021 van de NN heeft verkregen. Uit 4.3.3 valt ook niet af te leiden dat X appellante heeft tegengewerkt bij het verkrijgen van de polisgegevens. Integendeel, daaruit blijkt juist dat X betrokken is geweest bij het contact tussen Y en de NN en dat X alle in zijn bezit zijnde stukken aan appellante heeft verstrekt.
4.3.5De beroepsgrond dat het college zich te passief heeft opgesteld en dat het de polisgegevens voor haar bij de NN had moeten opvragen, slaagt ten slotte evenmin.
4.3.6.Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Dit is vaste rechtspraak.
4.3.7.Gelet op 4.3.6 was het niet aan het college, maar juist aan appellante om de polisgegevens te verstrekken. Appellante heeft dat niet gedaan in de te beoordelen periode van 1 januari 2020 tot 22 oktober 2020, waardoor haar voorafgaande drie aanvragen om bijstand niet tot het verlenen van bijstand hebben geleid. Dat appellante in haar eerdere aanvragen om bijstand bij het college heeft gemeld dat zij de polisgegevens niet kon verkrijgen, betekent niet dat zij niet (langer) aan haar medewerkingsverplichting om polisgegevens van de NN over te leggen hoefde te voldoen.
4.3.8.Uit 4.3.1 tot en met 4.3.7 volgt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigen.