ECLI:NL:CRVB:2023:1645
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) op basis van medische adviezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door appellante, die bekend is met een licht verstandelijke beperking. De aanvraag werd afgewezen door het CIZ, dat stelde dat er geen blijvende behoefte was aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Deze afwijzing was gebaseerd op medische adviezen die de situatie van appellante evalueerden.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de medische adviezen aan de eisen voldeden en dat appellante niet was aangewezen op de gevraagde zorg. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat het CIZ onvoldoende rekening had gehouden met aanvullende informatie van haar arts, M. Fischer, die stelde dat appellante levenslang afhankelijk zou zijn van 24-uurs zorg.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het CIZ de afwijzing van de aanvraag terecht had gebaseerd op de medische adviezen. De Raad bevestigde dat er geen blijvende behoefte aan 24-uurs zorg was aangetoond en dat appellante in staat was tot groei en ontwikkeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.