ECLI:NL:CRVB:2023:1541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
22/1550 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen en de beoordeling van de causaliteit tussen psychische klachten en militaire dienst

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2023 wordt de afwijzing van de aanvraag van appellant voor een militair invaliditeitspensioen behandeld. Appellant, die van 8 december 1997 tot 18 mei 1998 als beroepsmilitair in Bosnië heeft gediend, heeft in 2008 en opnieuw in 2018 een aanvraag ingediend voor een militair invaliditeitspensioen. Beide aanvragen zijn afgewezen, waarbij de staatssecretaris van Defensie heeft geoordeeld dat er geen sprake is van invaliditeit met dienstverband. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen de afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat zijn psychische klachten wel degelijk verband houden met zijn militaire dienst.

De Raad heeft de zaak op 20 juli 2023 behandeld en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische inzichten zijn die de eerdere oordelen van de Raad in twijfel trekken. Het rapport van de arts J.F.G.M. Thissen, dat door appellant is ingediend, biedt geen nieuwe argumenten die de causaliteit tussen zijn psychische klachten en de militaire dienst kunnen onderbouwen. De Raad heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellant voornamelijk voortkomen uit erfelijke factoren en persoonlijke trauma's, en niet uit zijn dienstverband. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor het militair invaliditeitspensioen in stand blijft.

Uitspraak

22/1550 MPW
Datum uitspraak: 9 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2022, 21/3235 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 3 oktober 2019 heeft de staatssecretaris de aanvraag van appellant om toekenning van een militair invaliditeitspensioen afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris is met een besluit van 26 maart 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van het militair invaliditeitspensioen gebleven.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Namens appellant heeft mr. S.C. Leinders, advocaat, hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 juli 2023. Voor appellant is verschenen mr. L.H.G. Pelzer, advocaat. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.R.C. Adang.
OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag van appellant om een militair invaliditeitspensioen. Deze afwijzing blijft in stand.

Inleiding

1.1.
Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Appellant is van 8 december 1997 tot 18 mei 1998 als beroepsmilitair uitgezonden geweest naar Bosnië in het kader van de Stabilization Force 3-missie. Hij is in januari 1999 ontslagen uit de militaire dienst.
1.3.
Op 15 januari 2008 heeft appellant een militair invaliditeitspensioen aangevraagd. Met een besluit van 6 november 2008 is deze aanvraag afgewezen. Bij beslissing op bewaar van 16 mei 2014 is dit besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 februari 2017 [1] heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.4.
Op 22 augustus 2011 heeft appellant de staatssecretaris aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van de uitzending naar Bosnië. Met een besluit van 8 augustus 2017 heeft de staatssecretaris geweigerd aansprakelijkheid te erkennen. Dit besluit is gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 12 april 2018. De staatssecretaris heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Raad van 23 februari 2017. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 12 april 2018 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 oktober 2020 [2] heeft de Raad ook deze uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.5.
Op 10 juni 2018 heeft appellant weer een militair invaliditeitspensioen aangevraagd. Er is een geneeskundig onderzoek verricht. Van dit onderzoek is op 23 september 2019 een rapport uitgebracht. Conclusie uit dit onderzoek is dat geen nieuwe medische inzichten naar voren zijn gekomen. De insomnia in samenhang met PTSS, waanstoornis en persoonlijkheidsstoornis NAO kunnen als voorheen gezien worden als geheel te berusten op erfelijke factoren en life events/traumatische ervaringen in de privésfeer, los van de militaire dienst. De PTSS kan niet verklaard worden op grond van de ervaringen in militaire dienst. De rol van de militaire dienst is gering tot verwaarloosbaar.
1.6.
Op grond van het rapport van 23 september 2019 is het besluit van 3 oktober 2019 tot afwijzing van de aanvraag van appellant genomen. Bij het bestreden besluit is dit besluit gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd omdat het niet deugdelijk is gemotiveerd, maar heeft de rechtsgevolgen daarvan (en dus de afwijzing van het militair invaliditeitspensioen) in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij vindt dat er wel sprake is van invaliditeit met dienstverband en dat daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit ten onrechte in stand zijn gelaten. Hij heeft verwezen naar een door hem in beroep ingebracht rapport van 13 september 2021 van J.F.G.M. Thissen, arts. Hij heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen om de causaliteit tussen zijn psychische klachten en de militaire dienst te onderzoeken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Bij het begrip invaliditeit met dienstverband gaat het om de vraag of de uitoefening van de militaire dienst in belangrijke mate de aandoening heeft veroorzaakt of een duidelijke factor is geweest bij het ontstaan, tot uiting komen of blijvend verergeren van de aandoening. [3]
4.3.
De Raad heeft in de onder 1.3 genoemde uitspraak geoordeeld dat voor de psychische problematiek van appellant geen dienstverband in bovenbedoelde zin kan worden aangenomen. De onder 1.4 genoemde uitspraak is daarmee in lijn. De Raad is het met de staatssecretaris eens dat er sindsdien geen nieuwe medische inzichten naar voren zijn gekomen. Conclusie is en blijft dat aan de verschillende psychische aandoeningen van appellant andere oorzaken dan de militaire dienst ten grondslag liggen. Dat wordt niet anders doordat de bezwaarverzekeringsarts heeft meegedeeld dat wat appellant naar zijn zeggen tijdens zijn uitzending heeft meegemaakt volgens de huidige criteria van de DSM5classificatie wel als een factor kan worden aangemerkt die zou kunnen bijdragen aan het ontstaan van de aandoening PTSS. Slotsom blijft immers dat de psychische klachten van appellant feitelijk niet of nauwelijks kunnen worden verklaard door de ervaringen in militaire dienst. Ook het rapport van Thissen maakt niet dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de conclusie dat (nog steeds) geen invaliditeit met dienstverband kan worden aangenomen. Thissen heeft niet meer dan de mogelijkheid opengehouden dat de uitzending, naast andere oorzaken, een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de psychische klachten van appellant. Dat enkele gegeven maakt niet dat wat de Raad hierover eerder heeft geoordeeld in twijfel moet worden getrokken en geeft ook geen blijk van een veranderde medische toestand. De Raad ziet daarom geen aanleiding om in deze zaak een deskundige te benoemen. De rechtbank heeft terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat het besluit van 3 oktober 2019, waarbij de aanvraag van appellant is afgewezen, in stand blijft.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en L.M. Tobé en A.T. Marseille als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) M. Dafir

Voetnoten

1.ECLI:CRVB:2017:662.
3.Uitspraak van 4 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1231.