Uitspraak
22.3380 WIA
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
13 augustus 2011 volledig arbeidsongeschikt is en verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar een rapport van 24 december 2018 van een psychiatrisch en neurologisch onderzoek dat is afgenomen in Zwitserland. De rechtbank volgt appellante hierin niet. De datum in geding in de procedure die nu ter beoordeling voorligt, is niet 13 augustus 2011 maar 1 januari 2021. Over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 13 augustus 2011 zijn eerdere besluiten genomen door het Uwv en daartegen heeft appellante procedures gevoerd, laatstelijk bij de Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 6 mei 2021, 19/1461 WIA en 19/1081 WIA (ECLI:NL:CRVB:2021:1239). De Raad heeft in die uitspraak een oordeel gegeven over het Zwitserse rapport en over de vraag in hoeverre de conclusies uit het rapport van invloed zijn op de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante. Daarbij is ook het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec) betrokken.
24 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nagenoeg alle in het rapport van Ergatis van 30 december 2020 voorgestelde beperkingen overgenomen en daar nog twee beperkingen aan toegevoegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom kan worden volstaan met de urenbeperking zoals aangenomen. Dat een verdere urenbeperking had moeten worden aangenomen heeft appellante niet met medische gegevens onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
9 september 2022 geschreven dat de diagnose PTSS is erkend. De informatie van de behandelaars in combinatie met zijn eigen onderzoeksbevindingen geven voldoende argumenten om ervan uit te gaan dat appellante op de datum in geding geen beperkingen had op cognitief belastende aspecten in de FML. Nu de rechtbank van oordeel is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd, is er geen reden om een onafhankelijk deskundige te benoemen.Uitgaande van de juistheid van de FML, ziet de rechtbank in wat is aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.