Uitspraak
22.1347 WIA
OVERWEGINGEN
16 april 2020 telefonisch gesproken met een verzekeringsarts. Dit betrof de verzekeringsarts die appellant in het kader van de beoordeling Toetsing Verbetering Belastbaarheid
2e ziektejaar (TVB2) had onderzocht op een spreekuur op 28 januari 2020. Appellant heeft de verzekeringsarts gemeld dat er sinds het laatste spreekuur op 28 januari 2020 niets meer is veranderd, en dat er ook geen andere onderzoeken of behandelingen zijn verricht. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellant vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 april 2020. De arbeidsdeskundige heeft appellant op basis daarvan in staat geacht de functies samensteller kunststof en rubberproducten, textielproductenmaker en productiemedewerker industrie te verrichten. Berekend is dat appellant nog 56,28% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Het Uwv heeft appellant bij besluit van 15 mei 2020 per 22 juni 2020 in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 43,72%.
28 januari 2020 was verricht. De aanwezige klachten en ervaren beperkingen zijn besproken en er heeft een op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van de primaire verzekeringsarts was toen bovendien dat er geen nieuwe medische feiten bestonden sinds het vorige TVB2 onderzoek en de belastbaarheid werd ongewijzigd vastgesteld. Gelet op de uitvoerige en volledige rapporten van de primaire verzekeringsartsen kort voor datum in geding, de zeer vele beschikbare medische informatie en de eigen telefonisch afgenomen anamnese had een spreekuurcontact volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen toegevoegde waarde. In het rapport van 11 mei 2023 is aanvullend toegelicht dat appellant tijdens de telefonische spreekuren voldoende de ruimte heeft gehad om zijn verhaal te doen. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gebleken dat appellant niet in staat was om aan te geven of er veranderingen waren in zijn gezondheid. Hiermee is voldaan aan de uitgangspunten die gelden voor een zorgvuldig medisch onderzoek. Appellant heeft niet geconcretiseerd welke informatie is gemist.
belastbaarheid van appellant. De overwegingen die de rechtbank hieraan ten grondslag heeft gelegd, worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
Wet WIA en ook niet onderbouwd met medisch objectiveerbare gegevens. Tot slot ziet de Kennisgeving niet op de datum in geding van 22 juni 2020, maar op de toestand van appellant op 26 juni 2019. De verklaring biedt dus geen aanknopingspunten appellant op de datum in geding meer arbeidsongeschikt te achten dan is vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarbij wordt appellant er op gewezen dat het Uwv de invaliditeit op 26 juni 2019 ook niet betwist, nu appellant op die datum in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling nog arbeidsongeschikt is geacht.