ECLI:NL:CRVB:2023:1397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2023 wordt de afwijzing van de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ beoordeeld. Appellante, geboren in 1960, lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder gonartrose en artrose van de cervicale wervelkolom. De aanvraag voor Wlz-zorg werd door het CIZ afgewezen op basis van een medisch advies dat concludeerde dat appellante niet uitbehandeld was en geen medische noodzaak voor 24-uurs zorg had. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 8 juni 2023, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. G.A.S. Maduro, en het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood, werd de zaak besproken. Appellante voerde aan dat het medisch advies niet deugdelijk was en dat zij niet in staat was om zelfstandig de regie te voeren over haar zorg. De Raad oordeelde echter dat het CIZ terecht had geconcludeerd dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en vond geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
De uitspraak bevestigt dat appellante niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg, omdat er geen medische noodzaak is voor 24-uurs zorg en zij in staat wordt geacht om zelfstandig hulp in te roepen wanneer nodig. De Raad besloot het hoger beroep van appellante af te wijzen en de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen, zonder veroordeling in de proceskosten.