In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de ingangsdatum van een maatwerkvoorziening beschermd wonen voor appellant, die te maken had met verslavingsproblematiek. Appellant had op 9 maart 2021 zijn verblijf bij een instelling voor beschermd wonen aangevangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Almere had de maatwerkvoorziening pas per 16 april 2021 toegekend. De Raad oordeelde dat de maatwerkvoorziening ten onrechte niet met terugwerkende kracht vanaf de datum van het verblijf was toegekend. De Raad stelde vast dat de Wmo 2015 geen specifieke regels bevat over de ingangsdatum van een maatwerkvoorziening, en dat de Verordening maatschappelijke ondersteuning Almere 2018 ook geen dergelijke regels bevat. De Raad concludeerde dat het college geen goede reden had om de ingangsdatum later te stellen dan de datum waarop appellant bij de instelling was begonnen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de ingangsdatum van de maatwerkvoorziening vastgesteld op 9 maart 2021. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.674,- werden begroot.