ECLI:NL:CRVB:2023:1378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van arbeids- en tegenprestatieverplichtingen bijstand en bewijslastverdeling in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de ontheffing van arbeids- en tegenprestatieverplichtingen van appellante, die een bijstandsuitkering ontvangt. De Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond werd verklaard. Het college had appellante ambtshalve een ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen voor de periode van 16 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2021, maar appellante stelde dat deze periode te kort was en dat zij medische beperkingen had die haar belemmerden bij de arbeidsinschakeling.
De Raad oordeelt dat het aan appellante is om met een begin van bewijs te komen voor haar stelling dat zij beperkingen ondervindt bij de arbeidsinschakeling. Tot nu toe heeft appellante geen bewijs geleverd van haar medische klachten of de impact daarvan op haar mogelijkheden om te werken. De Raad wijst erop dat het college niet verplicht is om een medisch onderzoek te laten uitvoeren zonder dat er voldoende onderbouwing van de medische klachten is. De argumenten van appellante, waaronder de verwijzing naar haar multi-problematiek, zijn niet voldoende onderbouwd en leiden niet tot een andere conclusie. De Raad bevestigt dat de ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor één jaar in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.