ECLI:NL:CRVB:2023:1344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op basis van uitzicht op inkomensverbetering
In deze zaak gaat het om de afwijzing van de aanvraag van appellanten om een individuele inkomenstoeslag op grond van artikel 36 van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant in een deel van de referteperiode uitzicht had op inkomensverbetering. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarna appellanten hoger beroep hebben ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de zaak op 4 juli 2023 behandeld en geconcludeerd dat het college de afwijzing terecht heeft gebaseerd op het feit dat appellant zicht had op inkomensverbetering. De Raad heeft overwogen dat het college alle relevante feiten en omstandigheden in de beoordeling heeft betrokken. Appellanten hebben aangevoerd dat het college niet alle inspanningen van appellant heeft meegewogen en dat de rechtbank eenzijdig heeft geoordeeld. De Raad heeft deze beroepsgronden verworpen en bevestigd dat de afwijzing van de aanvraag om individuele inkomenstoeslag in stand blijft.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de individuele inkomenstoeslag niet evenredig over partners in gezinsbijstand wordt verdeeld en dat de hardheidsclausule niet van toepassing is in deze situatie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat appellanten geen vergoeding voor proceskosten ontvangen en het betaalde griffierecht niet terugkrijgen.