ECLI:NL:CRVB:2023:1329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schadevergoeding na intrekking hoger beroep in WAJONG-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij zij zich richtte tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken nadat het Uwv op 5 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de Staat als partij aangemerkt in het verzoek om schadevergoeding.
De Raad overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure in drie instanties niet is overschreden, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 500,- voor appellante, waarvan € 100,- voor het Uwv en € 400,- voor de Staat. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.301,75 en de Staat tot € 209,25.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2023. De beslissing is genomen door rechter E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw.