Uitspraak
OVERWEGINGEN
Plan van aanpak
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van een huisbezoek dat is afgelegd door de fraudemedewerkers van de gemeente Tilburg bij appellante, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 1 juli 2010 bijstand, maar er ontstond twijfel over haar recht op bijstand na een anonieme melding dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met K, de vader van haar kinderen. Naar aanleiding van deze melding werd een onderzoek ingesteld, waarbij ook internetonderzoek werd verricht. Dit leidde tot de conclusie dat er voldoende aanleiding was voor een onaangekondigd huisbezoek op 2 oktober 2013.
Tijdens het huisbezoek werd geconstateerd dat appellante een volledig ingerichte nagelstudio in haar woning had, wat leidde tot de conclusie dat zij mogelijk inkomsten genereerde uit deze activiteiten. De bevindingen van het huisbezoek en het daaropvolgende onderzoek leidden ertoe dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg besloot om de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken, omdat zij haar wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden als nagelstyliste.
Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat het huisbezoek onrechtmatig was, omdat zij niet volledig was geïnformeerd over de redenen en doelen van het huisbezoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er wel degelijk een redelijke grond was voor het huisbezoek en dat appellante voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van het weigeren van medewerking. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en het college, en oordeelde dat appellante haar bijstandsrecht had geschonden door geen melding te maken van haar activiteiten als nagelstyliste.