ECLI:NL:CRVB:2023:1260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en boete niet deugdelijk gemotiveerd; motiveringsgebrek in besluit tot handhaving van intrekking
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstand van appellante, alsook om de oplegging van een bestuurlijke boete. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de bijstand van appellante over de periode van 30 april 2018 tot en met 31 december 2018 ingetrokken, omdat zij beschikte over een auto die als vermogen moest worden aangemerkt. Appellante betwist dit en stelt dat de auto eigendom was van haar vader. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was. De Raad constateert een motiveringsgebrek in het besluit van 17 september 2019, waarin het college de intrekking handhaafde. De Raad draagt het college op om dit gebrek te herstellen. De Raad wijst erop dat het college had moeten onderzoeken of de vermogenssituatie van appellante na de 31ste dag van de onderbreking van de bijstand opnieuw recht op bijstand zou kunnen opleveren. De uitspraak van de rechtbank Limburg, die de beroepen van appellante ongegrond verklaarde, wordt gedeeltelijk verworpen, omdat de Raad van mening is dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet aan zijn motiveringsplicht heeft voldaan. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A. Kara, en het college werd vertegenwoordigd door mr. W. Huntjens via videobellen.