ECLI:NL:CRVB:2023:1226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde Wajong-aanvraag wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1984, had in 2013 een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Deze aanvraag werd afgewezen omdat hij in staat werd geacht meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. In 2016 kreeg hij een indicatie voor de banenafspraak en vanaf 2019 ontving hij een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet WIA.
In 2019 diende appellant opnieuw een aanvraag in voor een uitkering op basis van de Wajong 2015, maar deze werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander besluit rechtvaardigden. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de eerdere beoordelingen niet onjuist waren en dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten waren die de afwijzing van de Wajong-aanvraag konden onderbouwen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met S.B. Smit-Colenbrander als voorzitter en B.J. van de Griend en C.F.E. van Olden-Smit als leden, in aanwezigheid van griffier I. Gök.