Uitspraak
21 4524 WW
24 november 2021, 20/1891 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1 januari 2020 zal worden beëindigd. Aan appellant is per 1 januari 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellant per 16 juni 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
4 februari 2020 geweigerd appellant een WW-uitkering toe te kennen omdat hij in de periode van 36 kalenderweken voordat hij werkloos werd niet in ten minste 26 kalenderweken heeft gewerkt (de zogenoemde referte-eis). Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 30 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Het bezwaar tegen het besluit van 4 februari 2020 heeft het Uwv ongegrond verklaard. Hieraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat de periode van
36 kalenderweken in het geval van appellant loopt van 22 april 2019 tot en met 29 december 2019. In deze periode zitten kalenderweken waarin appellant ziek is geweest, deze mogen op grond van de WW niet worden meegeteld voor de referte-eis. Het Uwv heeft de referteperiode verlengd met het aantal kalenderweken dat appellant ziek is geweest; dit zijn 21 weken. De verlengde referteperiode loopt van 19 november 2018 tot en met 29 december 2019. In deze periode liggen twintig kalenderweken waarin appellant minimaal één arbeidsuur heeft, of een gelijkgesteld arbeidsuur. Hiermee voldoet appellant niet aan de referte-eis.
referte-eis en daarom recht heeft op een WW-uitkering. Appellant betwist dat hij doorlopend ziek is geweest vanaf 19 juni 2019, volgens appellant is hij tot en met 21 november 2019 werkzaam geweest voor de werkgeefster. Appellant werd door de werkgeefster gedwongen om tijdens ziekte door te werken, zijn ziekmelding is niet geaccepteerd door de werkgeefster. Appellant begrijpt daarom niet dat het Uwv de kalenderweken vanaf 19 juni 2019 niet heeft meegeteld voor de referte-eis. Verder heeft appellant aangevoerd dat zijn dienstverband op 21 november 2019 is beëindigd en niet op 31 december 2019, zoals het Uwv heeft vastgesteld.