ECLI:NL:CRVB:2023:1204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de Wlz-aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg voor een jonge appellante met een zeldzame genetische aandoening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, een jonge vrouw geboren in 2015, heeft een zeldzame genetische aandoening en heeft op 14 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor zorg. Het CIZ heeft deze aanvraag op 7 januari 2021 afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellante blijvend aangewezen was op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de grondslag verstandelijke handicap had moeten worden vastgesteld, verwijzend naar informatie van medisch specialisten die haar ontwikkelingsachterstand en verminderd intellectueel vermogen bevestigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het CIZ terecht heeft geconcludeerd dat de grondslag verstandelijke handicap niet kon worden vastgesteld, gezien de jonge leeftijd van appellante en de resultaten van een nonverbale intelligentietest. De Raad heeft ook vastgesteld dat de grondslagen zintuiglijke en lichamelijke handicap niet leiden tot een blijvende behoefte aan 24-uurszorg.
De Raad heeft de conclusie van het CIZ en de rechtbank bevestigd dat de afwijzing van de Wlz-aanvraag standhoudt. De combinatie van appellantes beperkingen leidt tot een grote zorgbehoefte, maar de Raad heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat zij blijvend afhankelijk is van intensieve zorg. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.