ECLI:NL:CRVB:2023:1199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op basis van beschikbaarheid van een parkeerplaats op eigen terrein
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een aanvraag had ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats bij zijn woning, kreeg deze aanvraag afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De reden voor de afwijzing was dat de appellant kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein (POET), zoals vastgelegd in zijn koopcontract. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het college in redelijkheid de aanvraag kon afwijzen op basis van de Beleidsregels gehandicaptenparkeren. De appellant voerde aan dat de toegewezen parkeerplaats te druk en onveilig was, en dat hij de voorkeur gaf aan een parkeerplaats in de straat achter zijn woning. Echter, de betrokkenen, die als derde-belanghebbenden aan het geding deelnamen, stelden dat de appellant gebruik kon maken van zijn eigen parkeerplaats.
Tijdens de zitting bij de Raad werd bevestigd dat de appellant inderdaad beschikt over een POET. De Raad oordeelde dat het college geen aanleiding had om van de beleidsregels af te wijken, en dat de appellant geen verplichting had om zijn auto in zijn tuin te parkeren. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de appellant anders werd behandeld dan zijn buren, en dat er geen bijzondere hardheid was die een uitzondering op de regels rechtvaardigde. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.