ECLI:NL:CRVB:2023:1170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
22 / 1888 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dienstongeval als beroepsincident in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om de vraag of een dienstongeval dat appellant op 1 november 2017 is overkomen, moet worden aangemerkt als beroepsincident. Appellant, werkzaam als [naam functie], heeft letsel opgelopen tijdens een incident met een arrestant. De korpschef heeft het dienstongeval niet als beroepsincident aangemerkt, wat appellant heeft bestreden in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 mei 2023, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door [X] en de korpschef door mr. W.A.N. Bot en mr. J.H. van Keeken. De Raad oordeelt dat de korpschef terecht geen beroepsincident heeft aangenomen. De Raad legt uit dat een dienstongeval een ongeval is dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht. Een beroepsincident is een dienstongeval dat voortvloeit uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar. De Raad concludeert dat de korpschef terecht heeft geweigerd het ongeval als beroepsincident aan te merken, omdat appellant onvoorzichtig heeft gehandeld door alleen de arrestant uit de cel te halen en niet tijdig hulp in te roepen. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/1888 AW
Datum uitspraak: 15 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 mei 2022, 21/344 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 9 juni 2020 heeft de korpschef geweigerd het door appellant gemelde dienstongeval van 1 november 2017 aan te merken als beroepsincident. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de korpschef is met een besluit van 22 januari 2021 (bestreden besluit) bij de weigering gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft [X] hoger beroep ingesteld. De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 mei 2023. Namens appellant is [X] verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.A.N. Bot en mr. J.H. van Keeken.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
Het gaat er in deze zaak om of het dienstongeval dat appellant op 1 november 2017 is overkomen moet worden aangemerkt als beroepsincident. De Raad oordeelt dat de korpschef terecht geen beroepsincident heeft aangenomen.
Inleiding
1.1.
Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Appellant was op 1 november 2017 aan het werk als [naam functie]. Appellant heeft een arrestant uit de cel gehaald voor een bezoekafspraak met de reclassering. Na het verlaten van de cel weigerde de arrestant mee te gaan naar de afspraak. Bij het terugkeren naar de cel verzette de arrestant zich. Toen appellant vervolgens een nekklem wilde aanleggen, heeft hij letsel aan zijn rug opgelopen.
1.3.
Bij besluit van 18 februari 2018 heeft de korpschef het ongeval van 1 november 2017 als dienstongeval aangemerkt. Op 20 februari 2020 heeft appellant de korpschef verzocht om het dienstongeval aan te merken als beroepsincident.
1.4.
Bij besluit van 9 juni 2020 heeft de korpschef appellant meegedeeld dat het ongeval niet wordt aangemerkt als beroepsincident. Bij het bestreden besluit heeft de korpschef het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het oordeel van de Raad
3. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit in stand heeft gelaten waarbij de korpschef heeft geweigerd het dienstongeval dat appellant op 1 november 2017 is overkomen als beroepsincident aan te merken. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
Een dienstongeval is een ongeval, dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. Een beroepsincident is een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar en waaraan hij zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken. Dit staat in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder z en onder pp van het Besluit algemene rechtspositie politie.
3.3.
De korpschef heeft het ongeval van 1 november 2017 aangemerkt als een dienstongeval.
Bij het aanmerken van het ongeval als dienstongeval heeft de korpschef appellant niet willen tegenwerpen dat er sprake was van onvoorzichtigheid aan zijn kant.
3.4.
Bij de beantwoording van de vraag of behalve van een dienstongeval, ook sprake is van een beroepsincident, heeft de korpschef gewezen op het volgende. Hoewel er werkafspraken waren dat een verdachte in principe met twee mensen uit de cel wordt gehaald, heeft appellant ervoor gekozen om dit alleen te doen, terwijl hij ook heeft vermeld dat de arrestant al de hele dag recalcitrant was. Daarnaast had appellant hulp kunnen en moeten inroepen op de terugweg naar de cel toen de arrestant meldde dat hij niet wilde terugkeren. Uit het rooster blijkt dat er voldoende collega’s aanwezig waren. Op het daaropvolgende verzet van de arrestant had appellant kunnen reageren door de noodknop in te drukken, in plaats van door zelf een nekklem aan te leggen. Voor het op deze momenten inroepen van hulp alvorens handelend op te treden was te meer aanleiding nu het incident heeft plaatsgevonden in een afgesloten ruimte, wat betekent dat de arrestant het pand niet kon verlaten.
3.5.
In feite stelt de korpschef hiermee alsnog dat sprake is geweest van onvoorzichtigheid aan de kant van appellant. De Raad kan de korpschef op zichzelf beschouwd ook volgen in zijn standpunt dat het tijdig inroepen van hulp van collega’s in dit geval mogelijk en wenselijk was geweest. De korpschef heeft de onder 3.4 genoemde omstandigheden zoals gezegd niet aan appellant willen tegenwerpen bij het aannemen van een dienstongeval. De Raad ziet zich dus voor de vraag gesteld of dat eerdere niet tegenwerpen maakt dat deze omstandigheden ook nu, bij de – veel latere – vaststelling of sprake is van een beroepsincident, geen rol meer mochten spelen. De Raad vindt dat de in dit opzicht welwillende benadering door de korpschef bij aanname van het dienstongeval er onder deze omstandigheden niet toe zou moeten leiden dat met voorbijgaan aan het aandeel van appellant wordt geoordeeld dat sprake is van een beroepsincident. De korpschef heeft dus terecht geweigerd het ongeval van 1 november 2017 als beroepsincident aan te merken.
Conclusie en gevolgen
4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.J.T. van den Corput en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) L.C. van Bentum