In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen. De zaak betreft een aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten die door het college in 2018 werd afgewezen. Na een eerdere vernietiging van deze afwijzing door de Raad, heeft het college in 2022 alsnog bijzondere bijstand verleend, maar het verzoek om schadevergoeding werd opnieuw afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de berekende wettelijke rente te laag was en dat hij recht had op schadevergoeding wegens shockschade en overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding wegens te laag berekende wettelijke rente en shockschade afgewezen, maar heeft wel het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, aangezien de totale duur van de procedure meer dan vier jaar was, terwijl de maximaal toegestane termijn vier jaar is. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,- voor verzoeker. Daarnaast werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 55,04. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid van schadevergoeding bij overschrijding daarvan.