In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uwv om haar een ZW-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was wegens het ontbreken van procesbelang. Appellante had zich eerder ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had haar een WIA-uitkering geweigerd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, waarbij appellante alsnog een ZW-uitkering werd toegekend, stelde de Raad vast dat er geen procesbelang meer was voor een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit. De Raad benadrukte dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de verzoeken van appellante had voldaan, werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 837,-. Tevens diende het Uwv het door appellante betaalde griffierecht te vergoeden.