ECLI:NL:CRVB:2023:1117

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
21/3810 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding toeslagenschade en misgelopen belastingteruggave

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het verzoek om schadevergoeding wegens toeslagenschade afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde misgelopen belastingteruggave. Verzoeker had in 2018 een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door de rechtbank werd geschorst en waarbij een fiscalist als deskundige werd benoemd. De deskundige concludeerde dat verzoeker geen fiscale schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van huur- en zorgtoeslag niet als fiscale schade kon worden aangemerkt, omdat deze terugvordering voortkwam uit een wijziging in het belastbare inkomen van verzoeker. In hoger beroep heeft verzoeker aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om vergoeding van toeslagenschade en misgelopen belastingteruggaven heeft afgewezen. De Raad oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden door de terugvordering van toeslagen en dat de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

21 3810 ZW

Datum uitspraak: 7 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
16 september 2021, 18/8331 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. C.P.R.M. Dekker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, deels via videobellen, plaatsgevonden op 15 maart 2023. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Dekker. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Puister.

OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de tussenuitspraak die de rechtbank heeft gedaan op
6 november 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:12538
)en de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1.
Op 20 december 2018 heeft verzoeker bij de rechtbank een verzoek om schadevergoeding ingediend.
1.2.
Bij de tussenuitspraak van 6 november 2020 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek om schadevergoeding geschorst en bepaald dat een fiscalist als deskundige wordt benoemd voor het verrichten van een onderzoek naar de vraag of verzoeker fiscale schade heeft geleden en zo ja, voor welk bedrag. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden en vervolgens prof. dr. A.O. Lubbers als onafhankelijk deskundige benoemd. Deze deskundige heeft op 26 juni 2021 een rapport uitgebracht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding toegewezen. Het Uwv is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan verzoeker van € 783,- en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat de deskundige bij het berekenen van de fiscale schade verkeerde uitgangspunten heeft gehanteerd. De stelling dat de deskundige zich heeft gebaseerd op verkeerde jaarinkomens en dat eerder in de procedure is gesproken over andere (lagere) bedragen en dat deze (lagere) bedragen het uitgangspunt voor de berekening hadden moeten zijn, is daartoe onvoldoende. Dat de deskundige vanuit fiscaal opzicht de verkeerde inkomensgegevens heeft betrokken is met die stelling niet gebleken. Gelet hierop heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de deskundige niet te volgen in zijn conclusies. De rechtbank heeft – voor zover nu van belang – verzoeker verder niet gevolgd in zijn betoog dat de terugvordering van door hem ontvangen huur- en zorgtoeslag is aan te merken als fiscale schade die door het Uwv vergoed zou moeten worden. Fiscale schade betreft het nadeel dat verzoeker door de nabetaling heeft ondervonden als gevolg van de progressie van het belastingtarief, tariefwijzigingen en wijzigingen in de geldende heffingskortingen. De terugvordering van huur- en zorgtoeslag staat daar los van en komt niet voor vergoeding in aanmerking. Deze terugvordering ziet op een bedrag waarop verzoeker als gevolg van het gewijzigde belastbare inkomen niet langer recht heeft. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat verzoeker schade heeft geleden als gevolg van de nabetaling in relatie tot de huur- en zorgtoeslag.
3.1.
Verzoeker heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn verzoek om vergoeding van de geleden toeslagenschade en misgelopen belastingteruggaven ten onrechte is afgewezen. De rechtbank had moeten concluderen dat verzoeker in het verzoek om vergoeding van belastingschade niet doelde op fiscale schade in de zin van de rechtspraak, maar enkel op de terugbetaling van de toeslagen aan de belastingdienst, veroorzaakt door de nabetalingen van het Uwv. Het Uwv heeft aan verzoeker in de jaren 2015 tot en met 2017 in totaal een bedrag van € 29.159,- aan Ziektewet-uitkering (ZW) nabetaald. Dit heeft tot gevolg gehad dat verzoeker de door hem over 2015 tot en met 2018 ontvangen zorg- en huurtoeslag terug moest betalen tot een bedrag van in totaal € 6.772,-. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker aanvullend aangevoerd dat deze zogenoemde toeslagenschade niet aangemerkt kan worden als vertragingsschade, omdat er geen sprake is van een te late betaling c.q. een nabetaling van de ZW maar van een herstelbetaling. Doordat de belastingdienst de toeslagenschuld heeft verrekend met de door hem te ontvangen belastingteruggave, is verzoeker over de jaren 2014 tot en met 2017 een bedrag van in totaal € 11.539,- aan belastingteruggaven misgelopen. De ZW-nabetalingen van € 29.159,- hebben dus geleid tot een schuld (oftewel schade) van in totaal € 18.311,-.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Toeslagenschade
4.1.
Het Uwv wordt niet gevolgd in het verweer dat de rechtbank, nu verzoeker in het verzoekschrift niet uitdrukkelijk heeft verzocht om vergoeding van toeslagenschade, ten onrechte een oordeel over deze schade heeft gegeven. Uit de inhoud van het verzoekschrift van 19 december 2018 met bijlage en uit verzoekers brief aan de rechtbank van 7 januari 2019 blijkt genoegzaam dat verzoeker onder meer verzoekt om vergoeding van schade in verband met het moeten terugbetalen van eerder ontvangen huur- en zorgtoeslag (toeslagenschade).
Daarmee is voldaan aan de ontvankelijkheidseis van artikel 8:92, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.2.
Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van toeslagenschade ter hoogte van € 6.772,- terecht afgewezen. Het Uwv heeft het ZW-dagloon van verzoeker bij meerdere besluiten over de jaren 2015 tot en met 2018 herzien, als gevolg waarvan aan hem nabetalingen van ZW-uitkering zijn gedaan. Als gevolg van de hogere
ZW-uitkering had verzoeker geen recht meer op de reeds ontvangen toeslagen en moest hij deze aan de belastingdienst terugbetalen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden vanwege de terugvordering van de toeslagen. Het enkele feit dat hij toeslagen heeft moeten terugbetalen, maakt op zichzelf niet dat sprake is van schade als gevolg van de herziening van de ZW-uitkering. Het verzoek om vergoeding van de bedragen aan teruggevorderde toeslagen komt om deze reden voor afwijzing in aanmerking.
Misgelopen belastingteruggave
4.3.
Verzoeker stelt dat hij eveneens schade heeft geleden omdat de belastingdienst de toeslagenschuld heeft verrekend met de door hem te ontvangen belastingteruggave. Hierdoor is verzoeker over de jaren 2014 tot en met 2017 een bedrag van in totaal € 11.539,- aan belastingteruggaven misgelopen. Verzoeker heeft echter niet aannemelijk gemaakt en met stukken onderbouwd waar de schade van de misgelopen belastingteruggaven uit bestaat. Het enkele feit dat verzoeker toeslagen heeft moeten terugbetalen en dat de belastingdienst deze heeft verrekend met de nog te ontvangen belastingteruggaven is onvoldoende om te stellen dat hij schade heeft geleden. De gestelde schade komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, wordt daarom bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek als voorzitter en C.F.E. van Olden-Smit en
M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van K.M. Geerman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) K.M. Geerman